Die dag was de lucht boven de Provence net zo grijs als het gebroken hart van Clara Moreau.
De scheidingspapieren lagen op de marmeren tafel in het midden van de villa – een huis dat ze ooit met liefde en dromen had ontworpen.
Tegenover haar zat Laurent Moreau – de man met wie ze tien jaar van haar leven had gedeeld – zijn uitdrukking was koud en onverschillig. Naast hem stond Elise Martin, de secretaresse die in stilte hun huwelijk had verscheurd.
« Teken het. Laten we een einde maken aan deze farce, » zei Laurent, zijn toon snijdend als ijs.
Clara’s hand trilde toen ze tekende. Tien jaar toewijding en opoffering – gereduceerd tot een paar velletjes papier en wat hij spottend een daad van vriendelijkheid noemde:
« Ik laat je het oude landhuis in de Luberon na. Beschouw het als mijn laatste restje genade. »
Clara verliet de villa met niets anders dan een versleten koffer en de onheilspellende echo van het gelach van haar man.
1. De val en de wedergeboorte
Ze keerde terug naar het dorp waar haar overleden schoonfamilie ooit had gewoond, met slechts één koffer en een gebroken hart.
Het ‘geschenk’ dat Laurent haar had nagelaten was weinig meer dan een ruïne: een gebarsten dak, vochtige muren en wild gras dat de tuin weer in bezit nam.
Ze zat op de koude stenen vloer en huilde totdat de woorden van haar moeder in haar gedachten weerklonken:
« Als het leven instort, bouw dan opnieuw op uit het stof. »
De volgende ochtend stroopte ze haar mouwen op,
wiedde onkruid, repareerde luiken, schilderde de muren en repareerde het lekkende dak.
De handen die ooit het fijne ontwerpgereedschap hadden vastgehouden, vertoonden nu blaren van de hamer en de schop.
En terwijl het oude huis langzaam herleefde, deed haar geest dat ook.
2. Het geheim binnen de oude muren
Op een middag, terwijl ze de werkplaats schoonmaakte die ooit van haar overleden schoonvader, meneer Bernard, een meester-timmerman, was geweest, viel Clara een vreemd deel van de muur op: nieuwere bakstenen tussen de oude stenen.
Ze tikte er zachtjes op. Het klonk hol.
Nieuwsgierig pakte ze een kleine hamer, brak hem open en ontdekte een verweerde kist, versierd met rozen en duiven.
Er zat geen goud in, alleen een bundel leren notitieboekjes.
Elke pagina bevatte Bernards schetsen – ingewikkelde meubelontwerpen en geheimen van houtsnijwerk zoals Clara nog nooit eerder had gezien.
Ernaast lag een opgevouwen brief met de tekst:
« Mijn lieve kind, de schat zit niet in deze doos, maar overal om je heen.
Kijk met de ogen van een schepper, niet van een slachtoffer – en je zult het zien. »
3. Het verborgen fortuin onder het stof
Die nacht bekeek Clara de structuur van het huis met een zaklamp.
In een hoek was de verf afgebladerd, waardoor hout zichtbaar werd met roodachtige aderen die als wolken wervelden.
Haar adem stokte.
Het was bois de rose – Braziliaans palissanderhout – zeldzaam, onbetaalbaar, ooit voorbehouden aan koninklijke paleizen en kathedralen.
Ze controleerde elke balk, paal en vloerplank.
Het hele huis was van hetzelfde materiaal gebouwd.
Het ‘sjofele huisje’ was in feite een meesterwerk dat haar schoonvader had vermomd met verf om het te beschermen tegen hebzucht.
4. Van ruïne naar eerbied