Maar zijn dochter trok weer aan zijn mouw, met glazige ogen. « Het is goed, papa. We hoeven niet te blijven. Ik wil niet dat ze boos op je zijn. »
Haar onschuld sneed dieper dan welke belediging dan ook. Ze vroeg nooit om iets duurs – ze wilde alleen dat haar vader geen pijn zou lijden.
Een stem van achteren
Het gefluister ging door. Een medewerker mompelde: « Moeten we de beveiliging bellen voordat dit ongemakkelijk wordt? »
De borstkas van de vader spande zich. Elke seconde voelde zwaarder. Toch bleef hij. Het was haar verjaardag en ze verdiende minstens één klein momentje dat niet buiten bereik leek.
En toen – te midden van de spanning – klonk er een diepe stem van achteren.
« Wat is hier aan de hand? »
Het geklets hield onmiddellijk op. Medewerkers richtten zich op. Alle ogen waren gericht op een lange man in een onberispelijk pak die vlot over de marmeren vloer liep – de winkeleigenaar zelf.
Herkenning
Een van de verkoopsters snelde naar ons toe en wees beschuldigend: « Meneer, deze man hoort hier niet. Hij stoort onze klanten. »
De blik van de eigenaar gleed naar de vader. Een tijdje was zijn gezicht onleesbaar. Toen fronste hij zijn wenkbrauwen en verzachtte zijn blik van ongeloof. « Het kan niet… » fluisterde hij in zichzelf.
De medewerkers wisselden verwarde blikken uit. De vader stond verstijfd en hield de hand van zijn dochter stevig vast.
De gedachten van de eigenaar raasden terug naar een andere tijd – jaren geleden, vóór de kroonluchters en marmeren vloeren. Hij was blut, gestrand en hopeloos. En op een regenachtige avond was deze man hem komen helpen.
Nu hij in zijn eigen glimmende winkel stond, besefte hij dat de persoon die werd bespot, dezelfde was die hem ooit had gered.

Het keerpunt
« Genoeg! » galmde de stem van de eigenaar door de kamer. Iedereen viel stil.
Hij liep rechtstreeks naar de alleenstaande vader en legde een stevige hand op zijn schouder. « Weet je wie deze man is? » zei hij, zich omdraaiend naar zijn staf. « Jaren geleden, toen ik niets had – toen ik het koud, hongerig en verloren had – hielp hij me. Hij gaf me eten. Hij gaf me hoop. »
Er klonk gezucht. Dezelfde medewerkers die zojuist nog hadden gesnauwd, staarden nu naar de vloer, hun arrogantie smolt weg in schaamte.
De vader knipperde sprakeloos met zijn ogen. Hij had niet verwacht dat hij herinnerd zou worden, laat staan geëerd. Zijn dochter gluurde onder zijn jas vandaan, onzeker maar getroost door de plotselinge verandering.
‘Deze man,’ zei de eigenaar vastberaden, ‘is meer waard dan welke diamant dan ook in deze winkel.’
Een geschenk uit het hart