Maar Robert geloofde het nooit. Eenendertig jaar lang droeg hij dezelfde versleten foto van zijn dochtertje in zijn leren jasje. Hij reisde duizenden kilometers met zijn club, verspreidde flyers, stelde vragen, ging op zoek naar gefluister. Op verjaardagen kwamen zijn broers bijeen om kleine cadeautjes in te pakken voor de dochter die ze nog niet gezien hadden, maar waarvan ze allemaal geloofden dat ze nog leefde.
« Een geest laat niet los », zeiden ze altijd. En ze hadden gelijk.
Het web van leugens
Sarahs jeugd was zorgvuldig herschreven. Haar moeder, Amy, had een verhaal verzonnen dat Roberts bestaan volledig begroef. Voor Sarah waren haar ‘echte ouders’ twee tragische figuren: roekeloze motorrijders die lang geleden bij een ongeluk om het leven waren gekomen. Ze groeide op in een rustige buitenwijk, afgeschermd van de waarheid, en kreeg te horen dat ze iedereen die leer droeg en met de donder in hun kielzog reed, moest wantrouwen.
De ironie was pijnlijk. Gedreven door het valse verhaal over haar afkomst, koos Sarah voor de politie als haar roeping. Ze bouwde een carrière op door families te beschermen tegen « mensen zoals haar vader » – zonder ooit te weten dat juist het stereotype waar ze tegen vocht, was gebruikt om hem uit haar leven te bannen.