—
Op een middag, terwijl ik ze door het raam gadesloeg, kwam de CEO dichterbij.
« Je hebt me mijn kleinzoon teruggegeven, » zei hij zachtjes. « Maar je herinnerde je ook dat vriendelijkheid bestaat. »
Ik glimlachte naar hem. « En jij, » vouwde ik open, « jij hebt me een nieuw begin gegeven. »
—
Soms word ik ‘s nachts wakker en denk ik dat ik huil. Ik ga naar het bed van mijn zoon, kijk hoe hij slaapt en haal diep adem. Ik denk terug aan die ijzige dageraad, aan dat bankje, aan die twee kleintjes die samen lachten in de kinderkamer.
Omdat ik me die dag herinner, zittend op dat bankje, overleefde niet ik, maar het kind.
Ik heb ook **mezelf.** gered.