De kraamafdeling bruiste van activiteit. Het gehuil van vier pasgeborenen echode in perfecte harmonie.
De jonge moeder, uitgeput maar stralend, glimlachte door de tranen heen die verborgen zaten bij jullie vierling. Klein, fragiel en perfect.
Haar partner ging op de wieg liggen, maar in plaats van verbazing stond er ongeloof op zijn gezicht.
« Ze… ze zijn zwart, » mompelde hij met een plof in zijn stem.
Ze knipperde met haar ogen, gedesoriënteerd. « Ze zijn van ons, Jacob. Het zijn jouw kinderen. »
Maar de grote schudde zijn hoofd. « Nee! Je hebt me verraden! »
En met die woorden werden ze uitgesproken, en ze lieten ze achter met de frequentie van een kind dat plotseling wordt buitengesloten, onderworpen aan bescherming en erfenis.
Die nacht, terwijl ze hen in slaap wiegde, fluisterde ze zachtjes: « Wie er ook weggaat. Je bent van mij. Ik zal je altijd koesteren. »