De woonkamer, ooit gevuld met Mateo’s gelach en Estebans gebabbel, was nu benauwend stil. Ik had mijn hele leven voor mijn gezin geleefd, maar nu voelde ik me als iemand die net een orkaan had overleefd, staand tussen het puin van het huis waar ik zo veel voor had gezorgd.
Araceli vertrok na het schreeuwen van die bittere woorden, Esteban met een lege blik achterlatend en Mateo met onschuldige tranen. Ik wist dat alles voorgoed veranderd was. Een week later gingen Esteban en Araceli naar de rechtbank om te scheiden. Ik ging niet, maar Esteban vertelde het me achteraf, met een droge stem, alsof hij zijn ziel verloren had. Mam keek mij en Mateo niet aan.
Ze tekende de papieren en vertrok met die man, alsof we nooit hadden bestaan. Ik ging naast haar zitten. Ik hield haar hand vast en probeerde niet te huilen. Araceli vroeg niet om de voogdij over Mateo, alsof de jongen slechts deel uitmaakte van een toneelstuk waar ze genoeg van had. Mijn hart brak, niet alleen om Esteban, maar ook om Mateo. Een zevenjarige jongen die het niet verdiende om zo in de steek gelaten te worden. « Maak je geen zorgen, mijn zoon, » zei ik met trillende stem.
Ik zal er altijd zijn, en Mateo zal nooit liefde tekortkomen. Maar diep van binnen wist ik dat deze wond lang zou duren om te helen. Esteban stortte in, werd stil en sprak weinig. Hij verdiepte zich alleen nog maar in zijn werk of zat te kijken hoe Mateo in de tuin speelde.
Ik keek naar mijn zoon en zag in zijn ogen hetzelfde verdriet als Don Rafael in zijn laatste dagen, toen hij hoorde dat hij niet langer bij ons kon blijven. Ik wilde hem omhelzen en hem vertellen dat alles goed zou komen, maar ik wist niet waar ik moest beginnen. Gelukkig verscheen Isidora stilletjes, als een lichtpuntje in de duisternis. Ze kwam elke dag naar ons huis.
Ze bracht bakjes warm eten. Ze zat bij Mateo te spelen en veegde zijn tranen weg toen hij vroeg: « Tía, waar is mijn moeder gebleven? » Echt waar? Ik keek naar Isidora en zag dat gezicht precies hetzelfde was als dat van Araceli, maar met een heel ander hart. Ze was lief, geduldig en wist Mateo altijd aan het lachen te maken.
Op een middag zag ik Mateo Isidora omhelzen met zijn vrolijke stemmetje: « Mam, Isidora, leer me een vogel tekenen. » Ik was verrast en mijn hart zonk in mijn schoenen. Het jongetje noemde haar « mam » met een zorgeloze glimlach die ik hem al lang niet meer had zien dragen. Isidora lachte en aaide over zijn kopje.
Natuurlijk kan dat, mijn liefste. Maar je moet het wel mooi tekenen, anders zie ik het niet. Ik stond daar, met tranen in mijn ogen.
Mateo’s onschuldige woorden waren als een medicijn dat mijn pijn verzachtte. Ik wist dat Isidora niet alleen Araceli had vervangen in die dagen van bedrog, maar ook met haar eigen oprechte hart deel was geworden van ons gezin. Op een avond, terwijl ik de keuken aan het schoonmaken was, riep Esteban me naar de woonkamer.