Andres – haar miljonairvriend – stond maar een paar meter verderop. Hij klemde zijn kaken op elkaar. Wat hij zag vervulde hem met walging.
Vanessa draaide zich naar hem om, op zoek naar goedkeuring. « Schatje, » zei ze met een grijns, « is dat niet grappig? Kijk haar nou – ze verpest de schoonheid van dit huis. »
Andres glimlachte niet. Zijn stilte was zwaar, dreigend. De gasten keken elkaar nerveus aan.
Rosa stopte uiteindelijk, zette haar tas neer en keek op. Haar stem trilde, maar haar moed niet.
« Mevrouw, ik ben misschien niets voor u, maar ik werk er elke dag aan om dit huis sprankelend te houden. Ik verdien het niet om vertrapt te worden. »
Verbaasde kreten galmden door de gasten.
Vanessa’s gezicht verhardde. « Hoe durf je te praten? Je bent gewoon een hulp. Ken je plaats. »
Dat was alles. Andres stapte naar voren. Zijn stem was kalm, maar droeg als donder. « Genoeg, Vanessa! Ik laat je nooit meer iemand zo vernederen. Wat je gedaan hebt is geen grap, het is wreedheid. »
