Robert zuchtte. « Niet goed. Mark heeft geld verloren met beleggen. Je moeder en Samantha zijn niet gestopt met schreeuwen. Ze zeiden dat je waardeloos was… maar sinds je weg bent, is het huis echt uit elkaar gevallen. Blijkt dat ‘schoon’ en ‘vies’ niet door woorden worden bepaald. »
Hij zette de tas op tafel. Anna aarzelde.
« Ik kan niet meer… »
Hij onderbrak haar snel. « Het is geen geld. Ik heb dit meegenomen. » Hij haalde een oude familiefoto tevoorschijn, daarna een versleten notitieboekje, vol met zorgvuldig opgemaakte uitgavenlijsten. Op de laatste pagina: « Spaargeld voor Anna – voor het geval ze weg moet. » Daaronder een kleine sleutel.
« Het is voor de kast van je grootouders in de schuur. Ik heb er een paar dingen in verstopt. Ik kan het niet meer veilig bewaren… »
« Pap… » mompelde ze, terwijl ze zijn hand vastgreep. « Je hebt me genoeg gegeven. Maar… wil je nog steeds in dat huis wonen? »
Robert glimlachte vermoeid. « Huis? Bedoel je die plek vol geschreeuw? Of deze kraam, vol warmte? Ik eet liever elke ochtend jouw kleefrijst. Als je me wilt, doe ik zelfs de afwas. »