😵😲Elke ochtend gaf ik een eenzame jongen te eten – stiekem, zodat de leiding er niet achter zou komen. Maar op een dag kwam hij niet opdagen: in plaats daarvan stopten er zwarte auto’s voor het café, en de brief die de soldaten me overhandigden, deed me de adem benemen.
Elke ochtend zette ik kopjes neer, veegde de tafels af en deed alsof alles in orde was. De wereld om me heen leek een herhaling van zetten: dezelfde gezichten, de geur van koffie, het rinkelen van de bel boven de deur.
Op een dag zag ik een jongen. Klein, een jaar of tien, met een rugzak die zwaarder leek dan hijzelf. Hij kwam altijd precies om kwart over zeven aan, ging in de verste hoek zitten en bestelde alleen een glas water.
Op de vijftiende dag zette ik een bord pannenkoeken voor hem neer.
« We hebben er per ongeluk te veel gemaakt, » zei ik, en deed alsof het gewoon een vergissing was.
Hij keek me een tijdje aan en zei toen zachtjes:
« Dank je wel. »
Vanaf dat moment bracht ik hem elke dag ontbijt. Hij vertelde me nooit wie hij was of waarom hij alleen was, zonder zijn ouders. Hij at gewoon en bedankte me altijd.
En toen kwam hij op een dag niet. Ik wachtte, starend naar de deur, tot ik buiten het geluid van motoren hoorde. Vier zwarte SUV’s stopten bij de ingang. Mannen in uniform kwamen binnen en overhandigden me zwijgend een brief.
😯😨Toen ik de eerste woorden las, viel het bord uit mijn handen. Een doodse stilte daalde neer in het café.
