Toen pakte ze het gouden horloge – niet om het te stelen, maar om het voorzichtig af te vegen met haar zakdoek, alsof het een schat was van iemand die ze diep respecteerde. Daarna legde ze het precies op de plek waar het had gelegen.
Voordat ze wegging, bleef ze even stilstaan en zette iets kleins op tafel: een gedroogd madeliefje en een gevouwen stukje papier.
Toen ze weg was, ging Alejandro rechtop zitten, zijn nieuwsgierigheid niet kunnen bedwingen. Op het briefje, geschreven in een trillend handschrift, stonden de woorden:
“Soms hebben mensen die alles hebben, behoefte aan iets simpels als gezien worden als goed.”
Die nacht kon Alejandro helemaal niet slapen. De zin galmde door zijn hoofd, pijnlijk en troostend tegelijk.
Woorden die bleven
De volgende ochtend keek hij vanuit zijn studeerkamer naar Lucía terwijl ze groenten schoonmaakte in de keuken. Er was iets anders aan haar – haar stilte was niet afstandelijk; ze was vredig. Het was geen ambitie. Het was eerlijkheid, bijna puur genoeg om te kwetsen.
Dag na dag merkte hij dat hij aan haar dacht. Hij herhaalde de test opnieuw, deed alsof hij sliep – en opnieuw deed zij hetzelfde: ze bedekte hem zachtjes, fluisterde lieve woordjes en deed het licht uit voordat ze wegging.
Op een nacht kon hij zich niet langer inhouden. Hij opende zijn ogen net toen ze op het punt stond te vertrekken.
« Waarom doe je dat? » vroeg hij zachtjes.
Lucía snakte naar adem en liet haar doek vallen.
« Meneer Doval! Ik… ik dacht dat u sliep. »
« Ik deed alsof, » gaf hij zachtjes toe. « Ik wilde zien wie u werkelijk bent. »
Ze sloeg haar ogen neer van schaamte.
“Heb je mij op de proef gesteld?” vroeg ze.
Hij knikte.
« Ik dacht dat iedereen iets van me wilde. Maar jij… je laat alleen bloemen en vriendelijkheid achter. Waarom? »
Lucía aarzelde en fluisterde toen:
« Omdat iemand me ooit vertelde dat wanneer iemand zich achter zijn rijkdom verschuilt, hij uiteindelijk omringd wordt door spullen, maar zonder mensen. En jij… jij ziet er heel eenzaam uit. »
Alejandro wist niet wat hij moest zeggen. Niemand had hem al jaren zo toegesproken.
Die avond praatten ze voor het eerst – over haar kleine geboortestad, haar grootmoeder en de geur van versgebakken brood. Hij deelde zijn angsten, de verwachtingen van zijn vader, zijn eenzaamheid. Ze spraken tot in de vroege uurtjes.

De verandering in de lucht
Naarmate de weken verstreken, begon het huis warmer aan te voelen. Het koude licht van het landhuis verzachtte. Alejandro begon weer te glimlachen. Hij nodigde Lucía uit voor het ontbijt, vroeg haar mening over liedjes en deelde zelfs de e-mails die hem irriteerden.
Er groeide iets stils maar echts tussen hen: geen onmiddellijke liefde, maar wederzijds respect , opgebouwd uit eerlijkheid en een kalme aanwezigheid.
Op een middag liep Alejandro de tuin in en zag tientallen madeliefjes drogen in de zon.
“Waarom madeliefjes?” vroeg hij.
Lucía glimlachte zachtjes.