Maar voor Javier was deze man gewoon « een arme, achterlijke man ».
Na hun bruiloft vroeg Maria haar man soms om terug te keren naar de stad om hun vader te bezoeken, maar Javier verzon altijd smoesjes:
« Waarom daarheen gaan? Alleen maar stof, velden en niets interessants te vertellen. »
Maria was verdrietig, maar ze durfde hem geen verwijten te maken.
Op een dag kwam Don Pedro onverwachts naar de stad om het stel te bezoeken.
Hij arriveerde in een oude bus en bracht een paar kilo zoete aardappelen en grapefruits uit zijn tuin mee als cadeau.
Zodra hij aankwam, was Maria ontroerd:
« Pap! Wanneer ben je aangekomen? Waarom heb je me niet laten weten dat ik je van het centraal station moest ophalen? »
Hij glimlachte vriendelijk:
« Ik wilde je niet lastigvallen, dochter. Ik heb alleen een paar dingen van de ranch meegenomen, zodat je de smaak van thuis niet zou vergeten. »
Maria was tot tranen toe geroerd.
Maar Javier reageerde anders.
Hij zat in de woonkamer naar zijn mobiele telefoon te staren; Toen hij Don Pedro in zijn versleten kleren en oude sandalen zag binnenkomen, fronste hij, begroette hem koel en draaide zich om.
Tijdens de maaltijd probeerde Don Pedro met zijn schoonzoon te praten:
« Javier, hoe was het op het werk? Is het te zwaar voor je? »
Javier at snel wat vlees en antwoordde kortaf:
« Het gebruikelijke. »
De sfeer werd gespannen.
Desondanks glimlachte Don Pedro en sprak over de oogst en het plattelandsleven.
Javier luisterde nauwelijks en knikte af en toe.
Inwendig dacht hij geïrriteerd: « Een boer zonder geld, wat kan er zo interessant zijn? Wat weet hij nou van het moderne leven? »
María, die de koelheid van haar man zag, leed in stilte.