### De langste herstelperiode
Het herstel was zwaarder dan ik had gedacht.
De wond voelde pijnlijk aan. Traplopen was onmogelijk. Nachten smolten samen in dagen van borstvoeding, tranen en een vermoeidheid die zo intens was dat het op zwaartekracht leek.
Mijn moeder belde drie dagen later een keer om te vragen hoeveel de baby woog – en om lyrisch te worden over de dolfijnen en de spabehandelingen.
Ze vroeg niet hoe het met me ging.
Ze verontschuldigde zich niet.
Mijn zus reageerde op mijn geboortebericht: « O mijn god, zo schattig! Bravo!! ❤️ »
Alsof ze de eerste ademhaling van haar neefje niet had gemist.
Marcus werd mijn reddingslijn: koken, schoonmaken, leren luiers vouwen, overleven op cafeïne. We hebben onszelf niet opnieuw gedefinieerd. We waren er gewoon. Samen.
—
### De telefoontjes die mij wakker maakten
Zes weken later bleef mijn telefoon trillen.
Ik had 88 gemiste oproepen.
Toen ik dat deed, zei ze niet eens hallo.
« Lauren, we hebben vijfduizend dollar nodig. Nu meteen. Kun je het sturen? »
Ik keek naar mijn slapende baby in zijn wiegje. « Waarom? »
« Maakt het uit? We zijn familie. Stuur het maar. »
Ik hing op. De telefoontjes bleven komen. En de berichtjes ook:
« Je bent egoïstisch. »
« Mama zegt dat hij hem nu moet bellen. »
« Familie helpt familie. »
Familie. Dit woord.
Dezelfde familie die naar Hawaï ging toen ik geopereerd werd.
Dezelfde familie die nooit kwam om hun kleinzoon vast te houden.
Uiteindelijk typte ik: « Nee. »
Twee brieven. Het krachtigste wat ik ooit heb gestuurd.